LEV TOLSTOI (Athenaeum – Polak & Van Gennep)
Het levensverhaal van Ivan Golovin, rechter. En dan vooral het verhaal van zijn langzame en pijnlijke doodsstrijd. We beginnen in hoofdstuk 1 als de geachte rechter al is overleden. Zijn collega’s bespreken zijn overlijdensbericht. “Maar het gegeven zelf – dat er iemand was doodgegaan – bracht het gebruikelijke gevoel van opluchting teweeg: hij is dood, ik niet”. Enkele collega’s gaan bij de weduwe op bezoek.
In hoofdstuk 2 begint de geschiedenis van Golovin. Hoe hij zich opwerkt in de juridische wereld, hoe hij een man van aanzien wordt. Hoe hij al snel spijt krijgt van zijn huwelijk met Praskovja. En hoe hij op een dag ongelukkig ten val komt. Net als wanneer er een geweer opduikt in een verhaal, je weet dat het een keer af zal gaan, weet je in dit geval dat dit een zeer belangrijk voorval is, dat niet zonder gevolgen kan blijven.
Ivan Golovin gaat langzaam maar zeker achteruit. Hij doet van alles om te negeren dat hij ziek is en steeds zieker wordt, om zijn vreeswekkende gedachten aan de naderende dood te bedwingen. Aanvankelijk slaagt hij daar op wonderlijke wijze in. De realiteit niet onder ogen willen en kunnen zien en vluchten in verlossende gedachten, terwijl de pijn voortschrijdt. Wat heeft hij eigenlijk? Is het een zwevende nier? Iets met de blindedarm? Het doet er niet toe, de pijn in zijn linkerzij wordt met de dag ondraaglijker. Hij begint zijn vrouw en iedereen te haten, hun onverschilligheid voor (en ontkenning van) zijn treurige lot brengt hem harde slagen toe.
De jonge lijfknecht Gerasim is op het einde van het verhaal de enige die er niet omheen draait: “Ik doe gewoon mijn werk. U bent ziek.”
Op zijn sterfbed komt Golovin erachter dat zijn hele leven, “comme il faut”, keurig zoals het hoort, een leugen is geweest.
Het voorwoord van Bas Heijne vat het verhaal prachtig samen en duidt fraai de persoon Tolstoi.