Het blauwe uur

Ik las alweer een (WO2) oorlogsroman. Dit keer handelt het boek over de reserve-officier Wallmoden, die verliefd wordt op een geheimzinnige vrouw, barones Pistohlkors. Juist op de avond dat hij haar weer wil bezoeken, moet hij naar het front, dat wil in zijn geval zeggen: hij moet als Oostenrijker meehelpen met de Duitse invasie van Polen. Het verhaal speelt dus in de zomer van 1939.
Ik heb zo genoten van dit boek, het is absurdistisch en tegelijk heel intrigerend. De oorspronkelijke titel van het boek was “Mars im Widder” (Mars in Ram). Dat was een goed gekozen titel, want de sterren spelen een belangrijke rol in het verhaal. Hoe vaak er niet naar de hemel, de sterren wordt verwezen! Voor de Nederlandse titel is ook wel wat te zeggen, maar ik vond de originele titel beter passen. De tekst verscheen aanvankelijk als feuilleton in het tijdschrift “Die Dame”. De schrijver, Alexander Lernet-Holenia (1897-1976), hield tijdens de eerste maanden van de Poolse campagne een dagboek bij, en het feuilleton over officier Wallmoden was daar de weerslag van. Als boek verscheen het niet tijdens de oorlog, omdat Goebbels’ ministerie de publicatie verbood. Dit heb ik niet allemaal zelf uitgezocht, het staat op de binnenflap. De gehele oplage (15.000 stuks) werd bij een bombardement vernietigd en pas na de oorlog, in 1947, verscheen het in boekvorm.
Ik vind vooral de metaforen en beschrijvingen bijzonder geslaagd. Ik zal deze keer even wat voorbeelden geven, de luiheid heeft me tijdelijk verlaten, dus daar moet ik meteen van profiteren… De schaduwen van de wilgen lagen over de plassen bij de rivier, alsof doden hun haar in de treurige stroom lieten hangen (blz. 94). Het was stralend mooi weer, uitgesproken warm zelfs, witte wolken losten op in het blauw van de hemel alsof vanaf een of ander schip weggewaaide sluiers van een vrouw oplosten in een zee van saffier (blz. 115). De hemel welfde als een koepel van gloeiende nevel (blz. 122). Er reden steeds meer voertuigen door het dorp,het stof golfde door de straat,de weilanden zagen eruit alsof ze met meel waren bestrooid (blz. 140). Ik kan wel jubelen als ik zulke zinnen zie staan!

Er zit ook een slordigheidje in het boek, een woord (of meerde, dat weet ik niet) is/zijn weggevallen en dit maakte mij dermate nieuwsgierig dat ik de uitgever heb gemaild wat het ontbrekende woord toch kan zijn geweest: Ze kwamen tussen de kruipdennen en de struiken en moesten over een paar slootjes springen, die vol lagen met (blz. 122). Inmiddels is het mysterie opgelost, met dank aan Wereldbibliotheek hoofd bureauredactie Marion Blomen-Hoff. Het ontbrekende woord is: leliebladeren. Een andere passage waar ik aan bleef haken was Wallmoden vroeg zich af wat God daarvan zou zeggen. Waarschijnlijk bleef onbewijsbaar (blz. 143). Er zal ook daar een woord missen, denk ik.

Bij sommige passages moest ik onwillekeurig denken aan personages uit het werk van Wilhelm Genazino, van wie ik een groot fan ben (helaas slechts drie boeken in het Nederlands vertaald). Ik denk dan bijvoorbeeld aan zinnen als: Wallmoden bleef alleen achter. Terwijl hij daar op de weg stond had hij het gevoel dat hij aan van alles dacht, maar eigenlijk had hij geen enkele gedachte, het enige wat in zijn herinnering was blijven hangen, was de manier waarop Rosthorn zijn helm opzette. Dat was het laatste wat hij had gezien, het was een vreemde, definitieve beweging geweest. Later had hij bijna het gevoel dat een kleinood de helm had gesierd (blz. 125) en Wallmoden stond op het punt iets terug te zeggen, maar vond het opeens overbodig. Hij wilde vooral dat de ordonnans zijn stem niet te horen kreeg (blz. 132). Dit zijn typisch van die vreemde overpeinzingen/gedetailleerde beschrijvingen die ik van Genazino ken en zo waardeer. Het toeval wil dat de vertaler van “Het blauwe uur”, Gerrit Bussink, ook de boeken van Genazino heeft vertaald.

Er gebeuren veel vreemde dingen in het boek. Het boek heeft ook iets surrealistisch, iets van een grote droom, bijvoorbeeld als de trek van een enorme groep kreeften wordt beschreven en ook op vele andere momenten leest het boek bijna als een lucide droom. Des te harder komt het volgende fragment binnen: “Burgers die op de oprukkende troepen hadden geschoten werden naar de colonne toe gedreven, waar ze werden gefusilleerd” (blz. 143).

Ik heb veel verteld over het boek maar niets verraden van het plot. Wat ik hopelijk wel heb verraden is dat dit een geweldig boek is.